‘Israël is geen apartheidsstaat zoals Zuid-Afrika dat was, laat ik het daar op houden.’ Dat zegt in de NRC Michael Ignatieff. Zeker sinds Viktor Orbán hem en zijn Centraal Europese Universiteit het land uit pestte, is Ignatieff de chouchou van de weldenkende westerse media (niet van Peter Breedveld). Maar, kijk even naar wat een authentieke Zuid-Afrikaan, die de apartheid aan den lijve heeft ondervonden, daarvan vindt.
Josie Fanon (1930-1989) was een Franse journalist en politiek analist die werkte vanuit Algerije. Eigenlijk heette zij Marie-Josèphe Dublé, maar inderdaad, gehuwd met Frantz Fanon. Zij leverde wel haar eigen bijdrage aan de emancipatiebewegingen in Afrika. Zij redigeerde onder meer een nieuwsbrief over Latijns-Amerika en Zuidelijk Afrika en zij toonde een bijzondere belangstelling voor de verzetsbewegingen in Zimbabwe en Zuid-Afrika. In 1967 zorgde zij er ook voor dat uitgever François Maspero het voorwoord van Sartre verwijderde uit nieuwe edities van Les Damnés de la Terre. Jean-Paul Sartre had altijd de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd gesteund en meer in het algemeen zich uitgesproken voor de dekolonisering van Afrika. Maar hij was ook sinds 1948 altijd een zionist geweest. Wanneer Israël in 1967 zijn buurlanden binnenvalt, staat Sartre daar volledig achter. Josie Fanon schrijft daarop in El Moujahid: ‘Er is niets gemeenschappelijks meer tussen Sartre en ons, tussen Sartre en Fanon. Sartre die in 1961 ervan droomde zich aan te sluiten bij hen die de geschiedenis van de mens maken, is overgelopen naar het andere kamp. Het kamp van de moordenaars. Het kamp van hen die moorden in Vietnam, het Midden-Oosten, in Afrika, in Latijns-Amerika.’
In 1973 interviewde Josie Fanon Oliver Tambo, voorzitter van het African National Congress (ANC) van 1967 tot 1991, over Israël en de apartheid in Zuid-Afrika. Het interview verscheen voor het eerst in Révolution Africaine, april 1973. Ik vond de tekst terug op Africa Is a Country en heb er een (enigszins verkorte) Nederlandse versie van gemaakt.
In juli 2021 verleende de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie de status van waarnemer aan Israël. Verschillende lidstaten veroordeelden deze beslissing onmiddellijk, waarbij Zuid-Afrika en Algerije het felst tegen waren. Beide landen voerden aan dat het toekennen van de status van waarnemer aan Israël niet alleen de jarenlange inzet van de Afrikaanse Unie voor Palestijnse vrijheid zou ondermijnen, maar ook de waarden waarop de AU is opgericht zou uithollen.
De AU is de opvolger van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE). De OAE werd in 1963 opgericht met de steun van 32 onafhankelijke Afrikaanse staten en beloofde zich te verzetten tegen kolonialisme, apartheid en racisme op het hele continent. De leden van de OAE verklaarden zich volledig en onvoorwaardelijk solidair met het Zuid-Afrikaanse volk en zijn legitieme strijd voor vrijheid en nationale bevrijding, door het via diplomatieke weg bij te staan en het de nodige training en middelen voor de gewapende strijd te verschaffen.
In mei 1973 werd de tiende zitting van de OAE gehouden in Addis Abeba. ANC-voorzitter Oliver Tambo was aanwezig. Tambo had het decennium daarvoor in ballingschap doorgebracht, met als taak de internationale oppositie tegen de apartheid te mobiliseren. Hoewel Zuid-Afrika een belangrijke prioriteit op de agenda van de OAE bleef, was het centrale thema van de vergadering de voortdurende bezetting van het Sinaï-schiereiland door Israël na de Zesdaagse Oorlog van 1967. De resulterende resolutie vestigde de aandacht op de bedreiging die Israël vormde voor “de veiligheid en eenheid van het Afrikaanse continent als gevolg van zijn voortdurende agressie”.
In februari 2024 trok de Afrikaanse Unie de status van Israël als waarnemer officieel in.

Hier de tekst en een deel van het interview door Josie Fanon:
Er is vaak gezegd dat de tiende top van de OAE die van de volwassenheid was. Zonder zichzelf op de borst te willen kloppen, kunnen de deelnemers aan deze laatste conferentie van de OAE zichzelf in ieder geval feliciteren met twee dingen: ten eerste heeft de uitbarsting van een aantal tegenstellingen niet geleid tot het uiteenvallen van de OAE. In de tweede plaats heeft het feit dat deze tegenstellingen aan het licht zijn gekomen (waarbij sommigen luid en duidelijk hebben gezegd wat anderen in stilte dachten) het mogelijk gemaakt de problemen correcter te formuleren en vooral elementen aan te wijzen voor een diepgaandere analyse van de algemene situatie in Afrika en van de vooruitzichten voor de totale bevrijding van het continent. Dit is nooit duidelijker geweest dan in het geval van het Midden-Oostenprobleem.
Even belangrijk als de houding van de Afrikaanse landen om de diplomatieke betrekkingen met “Israël” te verbreken, is in feite het besef van alle Afrikaanse landen van het gevaar dat “Israël” voor Afrika betekent en van de ware aard van zijn regime. De bezetting van een deel van een Afrikaans land (Egypte) is slechts een van de objectieve manifestaties van de imperialistische strategie met betrekking tot het Afrikaanse continent. Zeggen dat “Israël” Afrika bedreigt omdat het een deel ervan bezet houdt, is dus geen stilistische bijzin of een argument om de aarzelende mensen te overtuigen.
Het is de uitdrukking van de interne relatie die bestaat tussen de verschillende optredens van het imperialisme in Afrika. De vergelijking tussen het beleid van de zionistische “staat” en dat van de racistische staat Zuid-Afrika is, meer dan enige andere analyse, in staat om licht te werpen op deze interne relatie. Net zoals er een feitelijke alliantie bestaat tussen het internationale imperialisme, “Israël” en Zuid-Afrika, zo moet er op het Afrikaanse continent een alliantie bestaan tegen het imperialisme, “Israël” en Zuid-Afrika. De bevrijdingsstrijd van het Palestijnse volk en die van de Afrikaanse volkeren die nog steeds onder koloniale of racistische overheersing staan, vullen elkaar aan.
Oliver Tambo, voorzitter van het ANC, die zo vriendelijk was ons ter gelegenheid van de top een interview te geven in Addis Abeba, benadrukt de overeenkomsten tussen de twee systemen. Als geen ander zijn de Zuid-Afrikanen in staat om de identiteit te begrijpen tussen het agressieve en racistische beleid van “Israël” en dat van het blanke minderheidsregime waardoor ze nog steeds gedomineerd worden.
(…)
Josie Fanon: Denkt u dat er enige vooruitgang is geboekt in termen van een beter begrip van het Midden-Oostenprobleem en de implicaties daarvan voor de Afrikaanse bevrijdingsstrijd als geheel?
Oliver Tambo: Wat de problemen van de bevrijdingsstrijd in Afrika betreft, werden een aantal kwesties benadrukt tijdens de tiende top. De belangrijkste lijkt mij de kwestie van de prioriteit die gegeven wordt aan de totale bevrijding van het continent in relatie tot het probleem van het Midden-Oosten.
De situatie in het Midden-Oosten zelf heeft twee aspecten. Ten eerste de bezetting van Afrikaans grondgebied door “Israël”. Ten tweede (en dit aspect is onlosmakelijk verbonden met het eerste) gaat het om de strijd van het Palestijnse volk, een strijd voor nationale bevrijding.
Terwijl het tijdens de top duidelijk was dat de steun voor de strijd van de Afrikaanse volkeren tegen het Portugese kolonialisme en de racistische regimes van zuidelijk Afrika onvoorwaardelijk en volledig was, en dat er unanimiteit was over deze kwestie, was het ook duidelijk dat er aarzelingen waren, of misschien verschillen van graad, in de steun die gegeven werd aan de strijd van het Palestijnse volk. Het is daarom duidelijk dat de situatie in het Midden-Oosten in het algemeen, en de relatie met de Afrikaanse problemen, nog steeds een diepgaande analyse en discussie vereisen.
De objectieve alliantie tussen Zuid-Afrika en “Israël” zou meer begrip en aandacht moeten opwekken bij de landen van de OAE. De gevolgen van deze alliantie voor de hele strijd in Afrika mogen natuurlijk niet worden overdreven, maar het zou ook gevaarlijk zijn ze te onderschatten.
Vanuit ons gezichtspunt, ten eerste als nationale bevrijdingsbeweging en ten tweede als volk dat van zijn land is beroofd, tonen de bezetting van Egyptisch grondgebied (de Gaza-strook – red.)door Israël en de strijd van het Palestijnse volk aan dat Israël en Zuid-Afrika twee partners zijn in dienst van het imperialisme. De alliantie tussen het Israëlische zionisme en het Zuid-Afrikaanse racisme wordt gevoed en versterkt door de steun die beide ontvangen van het imperialisme. In feite is het bondgenootschap tussen Israël en Zuid-Afrika een formidabele uiting van hetzelfde imperialisme en dat maakt het zo gevaarlijk.
Israël en Zuid-Afrika hebben nog iets gemeen: hun agressieve aard. Aangezien men er van uit gaat dat de Zuid-Afrikaanse agressie tegen de volkeren van zuidelijk Afrika agressie tegen heel Afrika betekent, moeten we op dezelfde manier aanvaarden dat de Israëlische agressie tegen een aantal Arabische landen agressie betekent tegen de hele Arabische wereld, waarvan een deel Afrikaans is. Hieruit volgt dat de agressieve politiek van Israël ook gericht is tegen alle volkeren van Afrika.
Het is op basis van deze premissen dat Afrikaanse landen collectieve standpunten moeten bepalen over het probleem van het Midden-Oosten. Ze moeten deze strategie van het imperialisme in Afrika, die de vorm aanneemt van een tangaanval op de noordelijke en zuidelijke flanken, analyseren. Alleen op basis van inzicht in dit agressieve beleid van de twee systemen (Zuid-Afrika en Israël) kan men actiemethoden vaststellen. Uiteraard moeten deze methoden rekening houden met wat elk land wel of niet kan doen.
De apartheid werd officieel beleid in Zuid-Afrika in 1948. Na 46 jaar, in 1994, kwam er formeel een eind aan dankzij de volgehouden strijd van de Zuid-Afrikaanse bevolking en de solidariteit vanwege een wereldwijde beweging voor boycot, desinvestering en sancties.
En savoir plus sur rivieren & meren - rivières & lacs - rivers & lakes
Abonnez-vous pour recevoir les derniers articles par e-mail.