Plots ontvang ik in mijn postvak twee berichten met als onderwerp Gedichtentrein. Zowel Luk als Leen stelt mij voor om mee te doen aan een soort kettingbrief of pyramide “om de stille kracht van gedichten mee te verspreiden – kies een gedicht, tekst of bezinning waar je een goede herinnering aan hebt of wanneer het wat moeilijk ging”.
Ik dacht meteen aan een van de eerste verzen van Hans Faverey, uit 1968, en dat is ook wat ik verzonden heb.
Stilstand
in aanbouw, afbraak
in aanbouw. ‘Leegte,
zo statig op haar stengel’;
land in zicht, geblinddoekt.
Ik kan er blijven naar kijken, ik hou nog steeds van Faverey zijn vroege werk.
Achteraf las ik de e-mails nog eens over, en toen drong de vermelding “tekst of bezinning” pas goed tot me door. Nu, als er een tekst of bezinning is die ik op gelijk welk moment kan oproepen, omdat die voor mij symbool staat voor een hele geschiedenis van denken en leven, is het deze:
Een spook waart door Europa – het spook van het communisme. Alle machten van het oude Europa hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden, de paus en de tsaar, …
De eerste alinea van het Manifest der Communistische Partij, eerste editie 1848.
Voor mij is dat een opening van hetzelfde kaliber als
In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. En God zeide: Er zij licht; en er was licht. …
Genesis, 1: 1-3
Of nog veel beter:
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.
Johannes, 1: 1-3
God buiten beschouwing gelaten, is dit ook zowat mijn motto geworden: dingen bestaan pas door ze te benoemen.
Maar eigenlijk is de tekst die misschien wel het allermeest indruk ooit op mij heeft gemaakt, deze, die begint met:
Ik was Hamlet. Ik stond aan de kust en praatte met de branding BLABLA, in de rug de ruïnes van Europa. …
Even later volgt het fragment
HET EUROPA VAN DE VROUW
Ik ben Ophelia. Die de stroom niet heeft gehouden. De vrouw aan de strop. De vrouw met de opengesneden polsaders. De vrouw met de overdosis OP DE LIPPEN SNEEUW De vrouw met het hoofd in het gasfornuis. Gisteren heb ik opgehouden me te doden. Ik ben alleen met mijn borsten mijn dijen mijn schoot. …
Enzovoort. Het is de vertaling door Sigrid Vinks & Jan Decorte van Die Hamletmaschine van Heiner Müller. Eigenlijk, vind ik, moet je de tekst in het Duits lezen of horen.
Ich war Hamlet. Ich stand an der Küste und redete mit der Brandung BLABLA, im Rücken die Ruinen von Europa.
(…)
Ich bin Ophelia. Die der Fluß nicht behalten hat. Die Frau am Strick Die Frau mit den aufgeschnittenen Pulsadern Die Frau mit der Überdosis AUF DEN LIPPEN SCHNEE Die Frau mit dem Kopf im Gasherd. Gestern habe ich aufgehört mich zu töten. Ich bin allein mit meinen Brüsten meinen Schenkeln meinem Schoß. Ich zertrümmre die Werkzeuge meiner Gefangenschaft den Stuhl den Tisch das Bett. Ich zerstöre das Schlachtfeld das mein Heim war. Ich reiße die Türen auf, damit der Wind herein kann und der Schrei der Welt. Ich zerschlage das Fenster. Mit meinen blutenden Händen zerreiße ich die Fotografien der Männer die ich geliebt habe und die mich gebraucht haben auf dem Bett auf dem Tisch auf dem Stuhl auf dem Boden. Ich lege Feuer an mein Gefängnis. Ich werfe meine Kleider in das Feuer. Ich grabe die Uhr aus meiner Brust die mein Herz war. Ich gehe auf die Straße, gekleidet in mein Blut.
In mijn lange leven heb ik wat voorstellingen gezien van de Hamletmachine. Ik was bijzonder enthousiast over die van Het Trojaanse Paard (Decorte & Vinks) in de Beursschouwburg 1981; de versie op het Holland Festival 1983 vond ik dan weer “pijnlijk in haar achterhaald avant-gardisme uit de jaren zeventig, dat niets toevoegde aan tekst noch teater”. Heiner Müller, die gestorven is in 1995, wordt vandaag amper nog gespeeld. Misschien heeft dat te maken met de achtergrond van zijn werk. Müller is steeds in de Duitse Democratische Republiek blijven werken en wonen – dat wil zeggen, zolang die nog bestond en niet opgeslorpt was door het huidige Duitsland – en veel van zijn werk was een zeer kritische benadering van het ‘reëel bestaand socialisme’. Nou ja, dat reëel bestaand socialisme bestaat niet meer, dus je zou kunnen zeggen dat Müllers werk ook achterhaald is.
Maar nu toevallig heeft Le monde diplomatique van maart 2020 het nog over hem in een kort boeksignalement. De auteur verwijst naar Müllers opvatting dat er veel oplossingen zijn, maar te weinig problemen, en dat het belangrijk is problemen uit te vinden of te zoeken en ze belangrijk te maken – de oplossingen vind je dan vanzelf wel, die vind je in alle vuilnisbakken. Doctrine moet je zo diep mogelijk begraven, zodat de honden ze niet kunnen vinden – en dat tot wanneer je ze weer kan opgraven en confronteren met een nieuwe werkelijkheid.
Zou het nu eens geen tijd worden om ze weer op te graven, vraagt Le monde diplomatique zich af.