Vandaag zeventig jaar geleden, op 12 augustus 1952, werden vrijwel alle leden van het Joods Antifascistisch Comité gefusilleerd – in Rusland. Onder hen dichters, vertalers, schrijvers, uitgevers, acteurs … : de Nacht van de vermoorde dichters. De beschuldigingen: voorbereiding van een gewapende opstand met het doel een zionistische burgerlijke republiek op te richten op de Krim ter ondersteuning van de Verenigde Staten, spionage, anti-sovjet propaganda, en meer in het algemeen: ontworteld kosmopolitisme.
Het comité (Russische afkorting EAK) was, niet zonder moeilijkheden, opgericht in 1941. Het doel was wereldwijd politieke en materiële solidariteit op te wekken voor de strijd van de Sovjet-Unie tegen de oprukkende nazitroepen. De comitéleden rekenden daarbij met name op de joden die verspreid leefden over Europa en de Amerika’s. Een eerste poging om een internationaal joods comité op te richten (met o.m. leden uit Polen en van de Socialistische Internationale) werd door Stalin hardhandig de kop ingedrukt (oprichters geëxecuteerd). Een tweede, exclusief Sovjet comité kreeg wel zijn zegen. In augustus 1941 heeft het een eerste radio-uitzending op Radio Moskou, in het Jiddisch: Brider un shvester, yidn fun der gantser velt! Een tijdschrift verschijnt onder de titel Eynikeyt (Eenheid).
De leden van het EAK waren niet van de minste: overtuigde partijleden, waaronder een viceminister van Buitenlandse Zaken, een hoofdgeneesheer van het leger, de directeur van het Joods Staatstheater in Moskou, bekende auteurs en acteurs. En hun opdracht lijkt te slagen; voorzitter Solomon Mikhoels en Yitzik Fefer mogen voor zeven maanden op wereldtournee en mensen als Albert Einstein, Marc Chagall, Lion Feuchtwanger of Charlie Chaplin zeggen hun steun toe.
Maar dan gebeuren er twee zaken. Nog tijdens de oorlog begint het EAK met de samenstelling van een ‘zwartboek’. Daarin bewijst het dat de nazi’s de systematische uitroeiing van de joden alleen maar konden uitvoeren dankzij de actieve medewerking van Russen, Polen, Oekraïners en andere bewoners van de door de Duitsers bezette gebieden. Dit is pal tegen het zere been in Moskou. Voor het Stalin-regime zijn de wreedheden van de nazi’s gericht tegen de burgers van de Sovjet-Unie, en niet tegen joden, en bovendien is het simpelweg ondenkbaar dat Sovjetburgers zouden meegewerkt hebben aan de nazimisdaden. Het boek verschijnt uiteindelijk in 1946 met steun uit de VSA; in oktober 1947 wordt het verboden in de Sovjet-Unie, en een paar maanden later wordt Mikhoels vermoord in Minsk.
Daarnaast is er de oprichting van de staat Israël in 1948. Die geeft het zionisme een nieuwe duw in de rug, ook in de Sovjet-Unie. Aanvankelijk wil het regime de Russische joden een binnenlands alternatief bieden: een eigen joodse regio rond de stad Birobidjan. Het is EAK-lid, Jiddisch schrijver Peretz Markish, die officieel het plan van de hand wijst. Markish had in 1946 nog de Stalinprijs gekregen, maar hij zal er op 12 augustus 1952 niet minder om gefusilleerd worden.
Enfin, de verdere toenadering tussen Israël en de VS leidt er in de Sovjet-Unie toe dat de al lang sluimerende Jodenhaat nu met volle kracht wordt omgezet in een campagne om de Jiddisch taal en cultuur op te sluiten binnen de grenzen van de autonome joodse oblast Birobidjan en ze voor de rest uit te roeien. Immers, ‘elke joodse nationalist is een potentiële inlichtingenagent van de VSA’, is de officiële lijn. En aangezien a/ Stalin altijd gelijk heeft, en b/ de vijand overal is, en vooral in ons midden, rest alleen hardhandig ingrijpen. Dertien leden van het Joods Antifascistisch Comité worden geëxecuteerd op 12 augustus 1952, Mikhoels was al eerder vermoord, twee sterven in de gevangenis in de jaren 1950. Arts Lina Stern en ex-generaal Aaron Katz halen uiteindelijk resp. 1968 en 1971, maar het zijn degenen die creatief met taal bezig waren, die er in 1952 aan gingen.